Springen,
Daar in het donker ver beneden, is er niets dat je ziet,
Alles zal vergeten zijn: Wanhoop, chaos, pijn, verdriet.
Want daar beneden in het donker eindigt mijn droeve levenslied.
Het lijkt wel alsof iedereen mij geruisloos vraagt te springen,
Mijn hart zal stil en kalm zijn, geen droeve liederen zingen,
Ik kan mijn verdriet mijn pijn niet langer meer bedwingen.
Toch durf ik niet te springen want ik ben bang om te gaan,
Dus blijf ik hier op een steenworp afstand van de grote redding staan,
Dagen, nachten, zon en maan.
Komen alsmaar weer voorbij,
Er zijn ook tijden, dan ben ik blij,
Als men mij liefheeft ben ik vrij.
Maar die fluisterende stemmen brengen mij naar de afgrond toe,
Ze vragen mij te springen, kwil het wel, maar ik weet niet hoe,
Met mezelf vecht ik het meest, maar ik kan niet meer, kben moe.
Ik zal nog wel een hele tijd op deze afgrond staan,
Dagen, nachten, zon en maan,
Tot iemand mij weer terug laat gaan.