Blaadjes tollen rond in hoek van schuur en huis
Koos' buurvrouw hangt de was op in de gure wind
Pieter klopt aan op de deur van zijn vrind
wachtend trekt hij zijn kraag op. niemand thuis.
De straat vaag door een helder lijkende zon beschenen
al hier zo troostloos maakt de zon wat meer bemind
als een verloren gulden die je in je zak nog vind.
een opgeschoten snotneus schopt een uk voor de benen.
Een zaterdag als elke, een uur als elk uur
schommelend zit Pieter op de speelplaats met een rooie tint
middagen als deze waren hem nooit zo goed gezind
hij was alleen, maar er stonden paddestoelen voor de muren.
Een blaadje fladdert in zijn haren, nee, hij wil nog niet naar huis
daar zit zijn vrouw te haken, voor verder alles blind
daar hangt zijn moe te slapen, met op schoot de kat die spint
en mensen die het leven stil kunnen beminnen zijn niet pluis.
Bij het kille pleintje komt hij aan dat met kale bomen omlijst
bedompen in de hoek het cafeetje; de sfeer zo goedgezind
aan tafel ziet hij Schamele Harrie met voor hem een halve pint
Barman in zijn humeur; nors, en Aad die naar een pooster wijst.
Van kopstootjes klaar je op of ga je kopje onder
kun je ze aan is het lijf je goed gezind
en kom je bij de minuten dat je jezelf bemind
met lovende woorden, lovende daden, of misschien juist zonder.
Een zaterdag als elke, een thuis als elk thuis
de uren rennen weg en een daverende warmte bind
de strijt aan met de avond die reeds zijn eind weer vind
aankondigend de ruzie, die hij verwelkomt met een vuist;
zijn vrouw schreeuwt helse opera's door zijn hoofd
-'Tol maar in je hoekje', denkt hij; 'jezus! ben je blind!
Ik ben niet gevallen! Ik liep statig door de wind!
Kijk! nu heb je Merietje van haar slaap beroofd!...'
Hij betaald, staat op en loopt het koude plein over
de rollende bal bereikt de top en rolt de bult nu over
en af, als hij nu nog maar ergens iets om gaf
maar te houden van de stilte was hij altijd al te laf.
_____