het groene gras straalde gulzig
naar die eerste zonnestraal
gevangen door de passie
van de gevleugelde schilder
de rode rozen bloeiden rusteloos
met knoppen het licht toegekeerd
reikhalzend naar de warmte
losgelaten door de verre ster
zijn hagelwitte haar glansde halshartig
tot in de wolken toe zichtbaar
waar engelen zongen over lang verloren tijden,
kroonden hem tot koning
mijn lelieblanke leugens verschrompelden laaghartig
door pure goedheid bedorven
met het egoïsme van de daad
gaat toch de zon ook weer op voor mij