In schoonheid vlijt de schijn van dag en licht
zich neder aan de einder en verbreidt
een grote rode deken wijd gespreid
tot aan het einde van het krimpend zicht
Te mooi, te vluchtig is dit beeld; het richt
mijn hart te gronde, voedt mijn nietigheid,
een schim ben ik, het beeld raakt eeuwig kwijt,
verdriet geniet dit hemels prachtgezicht
Ik zie je aan de horizon nog staan,
verblindend mooi en nimmer onder gaan;
mijn liefste zon, ik leef vergeefs voor jou…
Jij bent het licht, mij rest de duisternis
Het leven vult met leegte jouw gemis
Ten onder ga ik met het rood en blauw…