Samen lagen zij tentoongesteld,
samen op een hoopje,
erboven een bordje met:SUPERKOOPJE!
De eigenaar had ze piramidevormig opgesteld.
De helft was al verkocht,
elkeen had zich zo laag mogelijk een plekje gezocht.
Niemand wilde weg,
maar geregeld had er toch ééntje pech.
Zo ook die ene, die ondertussen niet meer
zo goed lag als voorheen.
Al vele voorgangers waren van het hoopje geplukt.
Sommige met twee, sommige alleen.
Al velen waren zo van hen ontrukt.
Maar hem was het al een tijdje gelukt.
Hij had zich telkens gebukt.
Hij had telkens zijn slechtste kant naar boven gelegd.
Voor hem was er dan geen gevecht.
Maar vandaag was zijn ongeluksdag aangebroken,
en hij werd in een plastic zak gestoken.
Hij was alleen...
Zo als hem was er in die zak geeneen.
Hij was verkocht aan een oud vrouwtje
dat hem eerst zou vervoeren in een zak zonder lucht,
die hem dan in superdunne schijfjes ging snijden,
die hem zo zou doen lijden...
De vrouw draaide zich om met een zucht.
Ze reden zoals voorspeld naar zijn nieuwe verblijf,
steeds dichter bij de versnijding van zijn lijf.
Opeens stopte de wagen,
en hij voelde het einde van zijn dagen...
Ze nam de zak echter niet uit de wagen,
en voorzichtig kroop hij omhoog
zodat hij iets door het raampje zag.
Hij slaakte een zucht en op
zijn gezicht verscheen een lach.
Hij was nog niet aan het eind van zijn dagen.
Ze stonden aan de kant met autopech.
Ze stonden gewoon langs de weg!
Bovendien was de vrouw haar aandacht niet op hem gevestigd,
en hij had een enorm goed zicht.
Het veld...
daar wilde hij voorheen niet weg en
nu nog steeds niet, voor geen geld!
Hij zag zijn kans op ontsnappen,
terwijl de vrouw haar auto probeerde op te lappen.
Door het open raampje sprong hij naar buiten,
en hoopte dat hij niet op mensen zou stuiten.
Hij hupte naar hen toe,
kwam aan, supermoe.
Maar supergelukkig!
Want de komkommer voelde zich niet meer eenzaam,
Hij was eindelijk vrij!...