Me vervelen tot de dood deze middag
ben rondgelopen door het dorp dat in het namiddaglicht lag
nu weet ik na èen straat komt een tweede, eindeloos de rit
en weet niet meer te gaan, maar van de ene rit
met alleen de tijd, en alleen.
Ik kan nog zachter praten, ojà, ik kan nog zachter praten!
ik kan zo zacht als drie stille momenten zijn
en praten als een dichtgeslagen boek
in een boekenkast op een kamer drie hoog in eenflat
langs een straat van het dorp tussen de heuvelrug en de rivier
onder het lichte schemeren van wat opklarende ochtend mist.
Me vervelen tot de dood deze middag
de koeien stonden in de weide op het afgekluifde gras
hun blik reflecteerde de horizon als een wazige plek
hun fixatie troostloos op het omliggende hek
met alleen de tijd, en alleen.
Ik kan nog zachter praten, ojà, ik kan nog zachter praten
ik kan zo zacht als drie stille momenten zijn
en praten als een vogel die glooft over de oostenwind
en neerstrijkt in een boom drie straten verder
en praten als de wolkjes die uit de bruine schoorstenen
dartelen en met hun grauwheid opgaan in het grauw.
Me vervelen tot de dood deze middag
heel mijn weet werd een wezen bij het toen
zoiemand die niets kan verzinnen moet niet alleen zijn
dan kan hij niets doen, dan kan hij alleen wazen minnen
met alleen de tijd, en alleen.
Ik kan nog zachter praten, ojà, ik kan nog zachter praten
ik kan zo zacht als drie stille momenten zijn
en praten als jou, die langs me loopt
door de winkelstraat op een donderdagochtend
voor de Wilbro, langs de Hema, tussen de pilaren,
onder het afdak, en doorloopt, als een robot.
Me vervelen tot de dood deze middag
in het bier zit de laatste vervaarlijke lach
nu weet ik; èen is altijd twee, en drie is bezit
en weet niet meer, maar weet dat ik aan de uitgang zit
met alleen de tijd, en alleen.
_____96.