_____
De dichter A. van Zuiderveen. (een biografie)
De tijd dat hij in Amsterdam woonde
was een trieste troosteloze tijd, ofschoon
in nachtelijke uitspattingen in welke hij zich toonde
blijdschap vrij voer een vrezeloze boventoon
boventoon zo feestrijk, en met een ondertoon zo vroom.
Hij was drieëndertig en zette voet in Amerika
in al haar grote steden woonde hij daar
had er lief de schone Sofie en de blije Adinda
had er ruzie met starre Folkstone en vertrapte Robin. A
maar liet nooi varen waan om vrij bestaan.
Tussen zijn veertigste en vijftigste heeft hij veel geschreven
het was zo de vredigste tijd uit zijn leven
om wereldse dingen kon hij niet meer geven
op een landhuis te Goes heeft hij de meeste tijd verbleven
maar er kwamen daar nu beelden; wáanbeelden door zweven.
Na zijn vijftigste kwamen die beelden zo vaak hem
werd hij opgenomen en verloor hij zijn dichtersstem
hij kwam weer tot rustte in het Belgische Wevelgem
er was hem veel niet meer gebleven, enkel de klem
en in de overheersende stilte daar schreef hij
de trieste elegie van 'Ontwen'
en, ja; dáarna is men hem overal gaan waarderen
men bondt zich vast aan de ademloze admosferen
'Ontwen', was een ongekend succes, op school moest men het leren
maar bij een baanbrekende dichter is het enkel nog van adoreren
dat was hem teveel, en hij schreef; 'Doordrenkt met speren'.
Pas goed tot rustte kwam hij weerom in Enschede
waar hij, geboren, nu weer woonde aan de Molenstee
dagelijks zag men hem door de stads straten dwalen, gedwee
in het park zat hij verstilt (dat later naar hem vernoemt)
hij las er nieuwe werkjes in zichzelve voor zichzelve
niets beroerend, niets ontdelvend, en zo stierf hij er;
doelloos, maar beroemd.
_____