Herfstkind
De wind waaide in mijn gezicht.
Mijn blik op oneindig gericht.
Ik was ,als steeds,bijna gezwicht
voor de eigenheid van't herfstkind.
Ze speelde met mijn slordig haar.
Voor haar was er nooit één gevaar.
Voor ze het wist was ze al klaar
want dan was koning Winter daar.
Het doen vergeten van de zomer
dat was haar loodzware taak.
Het voorbereiden op de winter.
En ze trof altijd meer dan raak.
Veranderde bladeren van kleur
en liet ze speels wegwaaien.
De regen had zij in de hand,
maar zelf was ze aan het stralen.