samen gingen we vaak naar het strand,
samen bouwden we kastelen van het zand.
samen maakten we lange tochten op de fiets,
samen ,het was niet voor niets.
samen gaven we de paarden te eten,
samen ,ik zal het nooit meer vergeten.
samen,dat zijn we niet meer,
samen,het was niet de laatste keer.
samen,zullen we over een lange tijd weer zijn,
samen ,dat voelde zo fijn.