Van ver zag ik haar komen
toen ze me zag, sprak ze mij aan
toen ze me bekeek, glimlachte ze
stapte gegeneerd verder haar weg.
Blauwe ogen peilloos als diep verdriet
er is geen vuur meer in te ontwaren
ze staren door mij heen maar zien me niet
enkel het smeulen van rotte blaren.
Wat verder kwam een man haar tegemoet
en ik hoorde terloops haar bieden
slechts enkele woorden bleken genoeg
om samen met hem te verdwijnen.
Ooit is ze nog mooi en ook jong geweest,
nu hoeft ze alleen de straat te dwalen
elke nacht verdooft zij haar levensgeest
haar rest enkel nog jeugd in verhalen.
Want af en toe praat zij met mij
omdat ze zich goed voelt zegt ze dan,
omdat ik luister en niet meer oordeel
en ook niets meer van haar verlang.