Hij kijkt uit de ruit, en ziet de blauwe lucht.
Hij wenst dat hij weg kan vliegen, in een grote vlucht.
Beneden op de grond, loopt ze net om de hoek van de straat,
huilend van verdriet, en sidderend...... zo kwaad.
Hij pakt haar foto, en scheurt hem helemaal kapot,
hij verwenst alles in de wereld, alsof het met hem spot.
Zij rent naar haar moeder, en vleidt zich zielig bij haar neer,
en moeder troost haar dochter, dat doet ze keer op keer.
Hij stampt zijn eigen deur in, en houdt het niet van verdriet,
hij valt voor zijn bed neer, en denkt: Dit verwerken lukt mij niet.
Zij koopt zichzelf een cadeautje, en voelt zich als herboren
met soms een traan wegpinkend, kan zij wel weer een ander bekoren.
Hij zit dagen op zijn kamer, kan geen mens meer zien.
Van alles wordt hij misselijk, en moet kotsen bovendien.
Zij heeft alweer een ander, en vergeet wat zij ooit dacht.
Er is nog geen week voorbij, of ze vult zichzelf met smacht.
Hij pakt het mes van zijn vader, en snijdt zijn polsen door,
zij houdt al van die ander, en ze begint alweer van voor.