ik zie je daar staan,
op de hoek van de straat,
lichtblauwe ogen,
en donkerblond haar,
triest kijk je voor je uit,
je gezicht en kleren,
zien er vies en koud uit,
elke dag sta je hier,
en vraag je mensen om wat geld,
een dubbeltje is voor jou,
al heel veel geteld,
als ik langskwam,
gaf ik je iedere keer een gulden,
je ogen straalde dan,
en tranen die vulde,
dankbaar kuste jij me dan op mijn wang,
en voelde ik de vriendschap,
die van jou op mij overkwam,
tot op die ene trieste dag,
dat ik langskwam,
en jou daar niet meer zag,
ik vroeg aan zwervers waar je was,
ze lachten en zeiden,
dat je nu in de hemel aan het bedelen was,
mijn hart dat kromp samen,
de tranen vloeide uit mijn hoofd,
mijn vriend, mijn zwerver,
vies en koud,
met je jas vol met gaten,
en je handen als sprokkelhout,
zo gelukkig met de dingen,
die je kreeg van alledag,
je straalde en glimde,
als de maaneschijn diep in de nacht,
jij mijn vriend, mijn zwerver,
was verlaten in de nacht.
Auteur: mariandriessen | ||
Gecontroleerd door: christina | ||
Gepubliceerd op: 15 oktober 2002 | ||
Thema's: |