Zwijgend zie ik de bladeren vallen,
van tak tot grond, dat is hun doel.
Winderig en kort, zo is hun reis,
bruingekleurd bedekken ze de wegen.
En zie mij hier nu mijn vuist ballen,
herfstig en donker, zo is mijn gevoel.
De lucht boven me is als lood zo grijs,
Nog een momentje, en dan komt de regen.
Laat me niet bewegen in deze tijd,
laat me slecht heel even dromen.
Stoort u zich niet aan deze dromer,
nu 't herfst is, is hij ondergedoken.
Lach en vrolijk zijn ben ik kwijt,
tot straks het voorjaar zal komen.
Dan weet ik: Straks komt de zomer,
heerlijk .. de ban is dan gebroken.
En lig ik, weer bruingebranden,
met al mijn vrienden op 't strand.
Tot ik ze opmerk: de vallende bladeren,
als voorteken dat de herfst zal naderen.