Je witte handen, sensuele vingers als kil zacht marmer
trekken me verder, dieper in het ruisende bos
Zielen van de nacht ademen
en laten daarbij slierten mist over de grond kruipen
We stappen, zweven over je rijkdom
en zoeken het licht,
het licht van de duisternis;
Als een liefdevolle moeder
kijkt ze op ons neer
en haar nakomelingen schitteren in zijn ogen
wanneer we de plek bereiken
Magische stralen schitteren om ons heen
De reuzen van het woud zuchten achteruit
En ginds verder zingen de kinderen van de nacht
Want ook zij weten dat hun meester,
De Prins der Duisternis,
zijn tijd gekomen is
Men zag het voorheen,
zijn melkachtige huid veranderde al in een doorzichtig schijnsel
en zijn zwarte ogen waren nog dieper,
zoals zwarte gaten in het heelal,
die je aantrekken, waarin je opgezogen wordt, maar niet weet waar je eindigt
Ook het glanzende ravenzwarte haar dat als een rivier voorvloeide over zijn schouders,
werd al gauw als een spinnenweb van Hare Vrouwe van de nacht zelf
De kinderen begonnen te jammeren
De reuzen kraakten
En de zielen krijsten.
Ik hoorde een ruiterij het bos binnen galopperen,
een opeenvolging van zwarte bloeddorstige paarden met enkel een schaduw dragend
Ik voelde hun hoeven die als doffe kloppen op de harde aarde weerkaatsten,
Ik voelde het in elk deel, over mijn lichaam,
in elke hoek, in mijn lichaam,
Alsof mijn hoofd elk moment kon ontploffen
en mijn hart het ook niet langer zou houden of het barstte
Het bonzen werd harder en zwaarder,
alles trilde, de grond onder mijn voeten beefde
en het deed zelfs de kinderen zwijgen
De reuzen hielden zich vast aan de hemel
en de adem der zielen werd verbroken
Maar dan
zijn zachte marmeren hand
op mijn hoofd
Die beweging nam mijn aandacht
en ik gleed langzaam naar zijn ogen
Het bonzen was gestopt,
de grond rustte en ook de reuzen hingen er slap bij,
traag slopen de zielen verder
Toch was er een spanning, ik voelde het,
het sneed door mijn buik,
een spanning alsof rond ons een draad gespannen was,
strak en elk moment kon knippen
Ik wist het, ik zag het,
ik zag het in zijn ogen,
die zwarte ogen die me opslorpten en me deden verdwijnen
Ik draaide, hij draaide
het woud werd een kolk der duisternis en onmacht
een wirwar van witte flitsen vlogen door mijn hoofd en ik zou elk moment wegzakken…
Hij liet me los
het draaien stopte
enkel de stilte
“Mijn kind, voel dan nu je voorgangers”
Zijn stem klonk als zijn handen,
als zachte melk, koel marmer, gleed het over zijn tong,
hij rolde en speelde met de woorden alsof het een genot was
Ik wist wat hij bedoelde
en ook de zielen besefte dat er nu geen weg terug was
Het moment was er,
de reuzen bogen eerbiedig,
de zielen hielden halt
en ook de moeder scheen liefdevol haar licht
Mijn moment
En nooit heb ik nog mijn hoofd weggedraaid van de kinderen.