Rusteloos draai ik om eigen woorden heen
verwijt mezelf eigen onschuld
bij iets waarvan schuld nog niet bevestigd is.
Machteloos kijk ik toe als mijn lichaam kotst
een oordeel velt over mijn gedachten
schuldgevoel, schuldbesef waar geen schuldigen bestaan.
Radeloos keer ik mezelf binnenstebuiten
zoek een reden om mezelf te verachten,
mezelf te haten, om het leven als straf te aanvaarden
Moeiteloos maak ik me schuldig aan ongebeurde feiten
probeer mezelf schuldig te maken aan iets dat ik niet deed,
omdat onschuld dood is, of ik in onschuld niet kan overleven.