Een nachtegaal ontkracht met klankenpracht
de macht van koning nacht; de dag is daar
met okerrode vacht en groots gebaar
begroet hij met zijn goed gemoed ons zacht
De dichte ogenwereld koestert nacht
en soest gezapig in zijn geest van klaar
gevoel en sluimertijd op plaatsen waar
de levenszwaarden worden weggedacht
Maar leven roept met brede tonenstroom,
en zie, de wereld opent zich gezwind,
het ritme stijgt en komt gestaag op stoom
Men roept de plicht, een moeder jaagt haar kind,
de haast regeert, vergaan is elke droom;
en ik? ik zie de klanken van de wind