Aftastend loopt ze door de nacht,
op zoek naar zoekende zielen,
die voor haar vallen als ze lacht,
zoals velen al voor haar vielen.
Een oude man op het trottoir,
zijn oude ogen, ze volgen haar.
Een jong hoertje in de stad,
die nooit liefde heeft gehad.
Ze trekt de mannen naar zich toe,
iets anders deed ze niet in haar leven.
Maar haar ogen, ze staan zo moe,
moe van het betaalde liefde geven.
De oude man ziet haar elke nacht,
wat heeft haar ooit zover gebracht?
Een jong hoertje in de stad,
die nooit liefde heeft gehad.
Ze wenkt, lacht, wuift naar mensen,
ze geeft alles voor f 100,- per uur.
Iedere dag verlegt ze haar grenzen,
maar in haar hart doofde het vuur.
De oude man ziet het allemaal aan,
en vraagt zich af hoever ze zal gaan.
Een jong hoertje in de stad,
die nooit liefde heeft gehad.
En morgen, als de dag weer begint,
wordt ze gevonden in een smalle steeg.
Het ontzielde lichaam van een kind,
dat nooit van iemand echte liefde kreeg.
De oude man leest stil zijn krant,
leest het artikel met bevende hand,
van een jong hoertje in de stad,
die nooit echte liefde heeft gehad