Het was zo’n zonnige, nevelige morgen,
dat ik op een terrasje zat na te denken.
Ik zat achter een kopje koffie verborgen,
zonder ergens aandacht aan te schenken.
Ik zag mensen bij de viskar hun honger stillen,
en anderen zaten op een goeie zomer te hopen.
Opeens hoorde ik een vijftiger keihard gillen,
hij zei geschokt dat hij John Lennon zag lopen.
Ik keek ongelovig op als hoorde ik de donder,
als zag ik het regenen tijdens een heldere dag.
Ik keek rond, rekende ergens op een wonder,
maar wist beter toen ik nergens Johnny zag.
Het was zo’n zonnige, nevelige morgen,
dat ik op een terrasje zat na te denken.
Ik zat achter een kopje koffie verborgen,
zonder ergens aandacht aan te schenken.
Ik zag Duitsers driftig kuilen graven,
die weer vol zouden lopen met vloed.
Ze groeven snel als moderne slaven,
met in hun ogen een vreemde gloed.
Een Amerikaan op de drukke boulevard,
probeerde op een terras voor te dringen.
Maar riep opeens: “Ik zie Elvis daar”,
en begon vals “Hound dog” te zingen.
Ik keek ongelovig op als hoorde ik de donder,
als zag ik het regenen tijdens een heldere dag.
Ik keek rond, rekende ergens op een wonder,
maar wist beter toen ik nergens Elvis zag.
Het was zo’n zonnige, nevelige morgen,
dat ik op een terrasje zat na te denken.
Ik zat achter een kopje koffie verborgen,
zonder ergens aandacht aan te schenken.
Noordwijk, op zomaar een heldere zomerdag,
en God, het was nog maar een uurtje of tien.
Die morgen die ik begonnen was met een lach,
hield ik, na mijn koffie met sigaar, voor gezien.
(van mijn gedichten-cd "Calle de Cervantes")