Vuurwater
Laagvliegend wild in een bergplaatsje, zo snel dat het mij kippen vel bezorgt.
Razernij is waar mijn verlangen naar uitgaat.
In de diepte van mijn wellust ontdekt ik een vorm van ondraagelijke pijn.
Vergeet mij niet, geef mij een otter om mee te spelen.
Groene velden met hoog ongemaaid gras.
Rust woedt daar onder het mos op de bomen.
Mijn CD- Speler Fokt met mij.
Het overslaan wekt het gevoel op dat breken goed is.
Dingen op onacceptabele wijze van hun stroomvoorziening ontdoen.
E dan opeens wordt ik rustig van mijn buurmeisje,
die vriendelijk voorover bukt.
De wind is mild,
waar is mijn kracht.
Hij komt en gaat als een onbeheersbare verslaving.
Verslaaft aan dingen die ik lekker vind.
Mijn geweten speelt met mijn uithoudingsvermogen.
Wat is mijn geweten zonder wilskracht.
Een ego is een diepe put vol met water.
Het water dat mij stroomt is meer vuur dan water.
Vuurwater is mijn ziel.
Kract is mijn ondergang.
Ik probeer goed te doen, maar mijn verlangen is te sterk.
Verlangen om alles aan te kunnen
en hartstochtelijk mijn weg te banen door het uiterste van de middelmatigheid,
die overblijft naar God te hebben gezien.
Ik voel me zwak en verafschuw mijn depressies.
Waar ik heen ga bestaat uit 1 beslising:
Gelukkig of bedwelmd.
Ego of egoloos.
Hardwerken maakt mij rustig,
maar mijn ego vernietigen maakt mij gek.
Helaas ben ik niet sterk genoeg om aan mij zelf voorbij te gaan.
De demoon van verlangen gaf mij een koekje nu eet ik taart!
En zelfs de demoon is een illusie zo klein als het besluit om te ontwaken.
Terwijl dat besluit door mijn wekker wordt gemaakt.
Ik verkeer in het vagevuur, ondanks mijn hart,
die weet wat leifde is en hoe het smaakt.