“Er is storm op komst’, hoor ik de vissers zeggen,
en grijze wolken vormen zich boven de wijdze zee.
Maar de stuurlui aan wal lijken het niet te merken,
zij gaan op in God en gebod, en gaan op in werken.
Dat er méér is dan dat, dat kan ik ze niet uitleggen,
dat er méér is dan dat, daarvan hebben ze géén idee.
Ze steken nog veel liever hun kop diep in het zand,
blind voor de gevolgen, doof voor al wat er speelt.
Ze zien de soldaten niet die bewapend marcheren,
zodat hun kinderen vroeg of laat zullen creperen.
En niemand weet wat er gebeurt in dat verre land,
dat door geweld, door blinde woede wordt verdeelt.
Zoals ook de blinde president zich slechts volvreet,
en zich overgeeft, zich blind vergrijpt aan de macht.
Hij regeert de wereld, zet de politiek naar z’n hand,
wat vrede is, dat peuter je hem niet aan z’n verstand.
Hij drinkt zijn zorgen weg, hij drinkt en hij vergeet,
wie is toch die bange man achter dat masker dat lacht?
Straks is hij de enige die op aarde is overgebleven,
die zich diep in zijn schuilkelders heeft verschuilt.
Zonder soldaten die in naam van hem marcheren,
geen bevolking meer die naar huis zal terugkeren.
Veilig maar alleen heeft hij zijn testament geschreven,
maar heeft niemand meer die de tranen ziet hoe hij huilt.
“Er is storm op komst’, hoor ik de vissers zeggen,
en grijze wolken vormen zich boven de wijdze zee.
Maar de stuurlui aan wal lijken het niet te merken,
zij gaan op in God en gebod, en gaan op in werken.
(van mijn cd 'De Bestemming')