Wachtend op de bus
Ze waren allebei doodstil.
Kenden elkaar van haar noch pluim.
Ze zaten druipend in de regen
wachtend op de laatste bus.
Hadden elkaar niet aangekeken
op die druilerige avond.
Angstig verbeelde blikken vermeden.
Tot hij dat verbrak met één kus.
Zij schrok niet van het onverwachtse,
maar kuste hem meteen weer terug.
Die avond vonden zij elkaar.
Telepathie, als broer en zus.
Ze hadden nog steeds niets gezegt,
want woorden waren overbodig.
Daar, beiden met een warm hart
hand in hand wachtend op de bus.