Wat gaf jullie het recht
om binnen te komen in
Mijn huis,
jullie poot op te tillen
en jullie ding te doen.
Terwijl ik vecht.
Het was mijn bed
en mijn vrouw.
Ik bedoel…
Vanwaar halen jullie het
trouwens,
te denken dat ik zou
sterven?
Zou dit ook gebeuren,
moest ik gaan sporten?
Want er is 1%
kleine hoop
Dat ik overreden word,
terwijl ik loop.
Hebben jullie geen spijt?
Haar te gebruiken als
’n bijzit, ’n tafel
voor uw nootjes
of om
uw pootjes
op te leggen
wanneer jullie moe zijn.
En dan verkopen jullie
het zo goedkoop.
Wat cadeautjes
op tijd
en van tijd tot tijd
een tête-à-tête.
Een vervorming is het…
Van mijn prachtige
meid
tot een
gehoorzame geit………
Mijn oren gonzen nog van jullie woorden.
Mijn ogen gloeien nog van jullie daden.
Maar de strafdag, een verlossing,
kwam eraan.
En jullie, een verlossing,
gingen eraan.
Ik was de beul.
Ik had
welgeteld
honderd straffen.
Elks apart gespannen
op m’n boog.
En terwijl jullie zaten te
maffen of te paffen of te vreten,
je hebt het niet geweten.
Zat ik te mikken,
Hemelhoog
Het is als een rotte plek
op een appel.
Met één hauw van
je mes,
is die zorg weg.
Met één pijl van
m’n boog,
was al één zorg weg.
Maar ik zag nog meer
rotte plekken
keer op keer
vieze vlekken.
Telkens één hauw
Telkens één straf
Telkens één pijl,
Telkens één zorg weg.
Een geweldige mix
van adrenaline en wraak
ging omhoog,
steeds meer straffen
steeds meer pijlen
schoten van mijn boog.
Totdat al de honderd rotte plekken
verwijderd waren.
Totdat de hele appel terug
eetbaar was………….
Ik had nog maar net
gezegd
“haal haar maar ”
of zij stond
al daar
al klaar
bij de deur.
Ik weet ’t nog,
Ik nam haar in mijn
armen
Geen woord
gewoon omarmen,
zoals het hoort.
Ik legde m’n hoofd
tegen
haar oor.
En fluisterde op
verlegen toon,
bewust maar gewoon
Als een kroon
op het werk
Als een kersje,
Dat vaart op een taart,
Of een brandend vuur
vlammen in de haard………
“Zo waait de wind
Zo komen de dingen
en gaan
ze.
We verzinnen ze niet, ze
gebeuren.
En al weten we niet waar vandaan,
We lachen erom, of
treuren.
Penelope, alles is nemen en geven,
lief kind.
Zo waait de wind.
De wolken, ze varen
ze varen voorbij.
De sneeuw van december,
is de bloesem van mei.
Het is een hand op je schouder,
Een voet op het grind,
Want Penelope,
Zo waait de wind.
Zo kwam de liefde?
Opeens ontmoette ik
haar.
Ze kwam mijn kant op,
ik weet niet van
waar.
Als je de moed al had verloren,
Ik ben er onverwacht, ’n vriend.
Want Penelope, meisje,
Zo waait de wind!!!!”