Merksem, 14 maart 1979
Een beeldschone vrouw
een fiere, stoere vader
dat zijn mijn ouders
Die toen hun eerste
en ook hun oudste
zoon kregen
Vers geperste woorden
tegen hem en tegen mij
zo was onze relatie
Niet iets wat broederlijk
mocht voorstellen te zijn
Elk woord dat viel tussen vader en zoon
was het begin van een eeuwige zware strijd
die niet van plan was te eindigen
Zo begon de afstand tussen beide
adembenemend te verdwijnen
Vaders verdriet zagen we niet
Moeders verlangen kenden we niet
Jongste tekorten begrepen we niet
Oudste gevoelens voelden we niet
Nooit was een stilte zo stil als toen
alleen die spannende spanning
die stijgend steeg
vergaten we
Totdat op zwoele dag barste
wat er in huis der vader al langdurig
te wachten stond
Moeders en oudste
verbitterde de woorden
die ze tegen elkaars hoofden
stonden te schelden
Pannen die vlogen
glazen die braken
maar wat vergeten was
is de relatie van een gezin
dat nu gebroken was.