Prinses van koppige strijd
koningin van alomtegenwoordige afwezigheid
de kleine jongen vlucht gillend door de velden
klemt in doodsangst zijn eerste puppie in zijn handen,
nachten worden als dagen
de winter geselt met regenvlagen
jij was een sprookje uit duizend en één nacht
ontnam me alle levensvreugde en kracht,
elk gebaar wordt een beweging
inhoudsloze vertelsels worden dode letters
muziek schalt lawaai
zelfs de zon verbleekt haar licht,
't leven herhaalt zich zoals weleer
tot slinger en sleur
jij gaf aan alles klank en kleur
jouw aanwezigheid deed me smeken
naar je handen en je vertrouwde stem,
nu rest alleen de roede
liefde geeft en kastijdt
de grote leegte in alles wat je doet
het zelfverwijt en de vretende spijt,