De kraamvrouw glunderde, van geluk pinkte ze weg een traan.
Hoera juichte men, gezegend zij deze flinke knaap!
Met achten waren ze nu reeds, levend van vaders schamele leest.
De man in tranen stond daar, vuil en moe,
de dag kon niet meer stuk, ieder wenste hem het beste toe.
Alleen in de morgen, zal het gedachtebeeld wreed worden verscheurd,
met de vraag hoe men in godsnaam nu dit mondje voed.
Het is feest, feest van de verbintenis in de echt,
de liefde in haar ogen voor hem was oprecht.
Hij, beloofde de hand die altijd zou helpen.
Maar de zaligheid vervaagde en werd broos,
langzaam brak de oorlam het geloof.
Verbannen, aan een ketting van melancholie,
tot het bonte blauw van het misdragen, ooit haar leven verliet.
De nare, armzalige droom was nu voorbij.
Zij wonnen het lot in de loterij, tijd om te leven!
Het eindelijk omarmen van wensen en de fantasieën,
iedereen zou hier in delen, dit wordt het feest van de eeuw!
Hoe konden zij nu weten dat dit vuur, bij het ochtendgloren,
hun enkel kon verwerven,
twee vierkante meter grond en een naam voor een steen.
Ergens, waar de wind waaide,
een haan naar de ondergaande zon kraaide.
Twee handen en harten, gevlochten in één gedachte.
Het zoeken naar elkaars warmte in de nacht,
het gelukzalig starend in het niets,
dromend weg, mijlen hier vandaan, heel ver weg.
Dit is nu wat men altijd zegt,
beleef en behoud in je hart dit fragment,
dit stukje mooie moment.
".....dat stukje leven....."