'Ach wat kan het je schelen?', schreeuw je me toe.
'Wat kan het JOU schelen?'
Je zin herhaald zich in mijn hoofd.
Ik voel de tranen opkomen,
maar je ziet het niet.
Je raast door:
'Je bent egoïstisch en lui!
Het kan je allemaal niets schelen,
geef maar toe.'
Je duwt me en ik val.
Hoewel ik al lang op de grond lig,
heb ik nog steeds het gevoel alsof ik val.
Steeds sneller...
Ik blijf vallen, maar ik kan je
woorden haarscherp blijven horen...
'Je bent een eigenwijs kind!
Je geeft niets om anderen!
Je bent een kreng!'
Ik durf je niet aan te kijken.
Ik ben bang dat je gekwetst bent
en dat ik het nooit meer kan goedmaken.
'Wat kan het je schelen?', vraag je opnieuw.
Ik schraap al mijn moed bij elkaar
en probeer in je ogen te kijken.
Ik zie iets wat ik nooit had verwacht...
Ik was zo bang dat ik je gekwetst had maar ik zie een eindeloze vlakte ijs...
Koude rillingen lopen over mijn rug.
Ik voel alle energie uit mijn lichaam wegvloeien.
Het heeft geen zin meer...
Ik kan je me niet laten vergeven als je zelf niet wil.
Al mijn goede bedoelingen waren voor niets.
Het maakt niets meer uit.
Ik voel hoe ik wegglijd uit de wereld.
Mijn ogen kan ik niet langer openhouden.
Nog eens herhaal je je vraag:
'Wat kan het je schelen?'
Met het laatste beetje kracht dat ik
kan opbrengen antwoord ik:
'Alles'