De eindeloze complexiteit van de tastende hand.
Zacht, haast zwijgzaam, streelt hij langs
Haar onwetende huid.
Niet terugtrekkend, blijft ze stilstaan
Naast me.
Kijkt niet,
Maar laat me voelen.
Wat precies weet ik niet.
Maar het feit dat ze na mijn bewuste,
Hetzij gecamoufleerde
Aanraking, nog de intentie heeft ook maar iets
Te laten voelen,
Huid tegen huid,
Is bevredigend.
Ik trek mijn hand terug, in de leegte
Zwellen enkele huidpunten op haar arm,
Het gevoel ‘afwezigheid’ kruipt in haar cellen.
Ze kijkt me aan,
Glimlacht onzichtbaar,
Haar ogen dragen alle aandacht.
Bijt, ze bijt op haar onderlip als ze terug
Voor zich uit staart.
Ik blaas warme lucht door het gevouwen gat
In mijn handen,
Koude ontsnapt tussen mijn vingers.
Ze trekt, de zwellende lucht aanschouwend,
Haar schouders op,
Rugspieren verkrampend.
Ik hou van haar
Een bijtend verlangen naar warmte,
Ik sla mijn arm om haar koulijdend lichaam.
Glimlach! Ze glimlacht!
Hemels kind van warmte
Je verdient mijn gehele adoratie.
Mijn vingertintelend handglijden
Langs haar ontwakende schouders
Doet haar tegen me aan leunen.
Ik vrees het kortstondige luchttekort niet,
Ik stik in de voegen van haar liefde,
Die ze via haar hoofdleunen op mijn borst
Overbrengt.
Een traan van bijster geluk bevriest aan mijn oog.
Dromend glijdt de
liefde in de tijd
van vergetenheid.
ik mis de tinteling
in die eindeloze
complexiteet van
de tastende hand.