Ik lig in bed,
kom van de kamer hierlangs
waar ik het raam opende
en naar buiten keek,
naar al die sterren
en naar de, denk ik,
volle maan.
Aan de horizon stonden al wolken,
klaar om straks die mooie hemel te bedekken.
Kijkend naar die mooie hemel,
denkend aan jou,
zong ik het avondlied.
Nu,
liggend in mijn bed
met mijn hoofd weer aan het voeteinde
om nog steeds de sterren te kunnen zien,
doe ik straks mijn licht uit
kijkend naar de hemel,
wetend dat jij, 70 km verder,
onder diezelfde hemel ligt
kijkend naar diezelfde maan
biddend bij diezelfde God...