Ik heb vannacht gedroomd.
De droom ging over jou.
Jij was de droom.
We waren samen.
Eindelijk.
Na al die tijd.
Ik kon je vasthouden.
Ik kon je voelen.
Je was zacht.
Zacht als dons.
Ik streelde je haar
bijna zonder het aan te raken.
Ik kuste je bleke wang.
Je vervaagde.
Je loste op.
Je werd één met de mist.
Ik ademde.
Héél diep.
Ik ademde niet uit.
Je was in mij.