Diepe zucht, maar toch naar binnen.
De neiging is naar achter, maar toch stap ik door.
‘Dag’, tegen de receptioniste.
De lift, daar sta ik nu voor.
Het lampje bij de vier brandt zachtjes,
En de lift suist stil richting helderblauwe lucht.
De grond zakt steeds meer naar beneden,
En het is de angst, die maar niet van me wegvlucht.
De deuren zoeven open,
Gedachtes zijn als een film voor mijn ogen.
Ik zie haar stoel al, haar hoofd is weggedraaid.
Mijn zelfverzekerdheid is nu compleet weggezogen.
Haar hoofd draait langzaam richting mij,
Met een paar stappen ben ik bij haar.
Mijn hand over haar hoofd en ik geef haar een kus.
‘Dag oma’, ‘dag lieverd’, en we kijken even naar elkaar.
Als ik dan een kruk pak en ga zitten,
Is zij al met het wegdraaien van haar hoofd begonnen.
Ik slaak opnieuw een diepe zucht en denk:
Die eerste stap heb ik tenminste overwonnen.
Monique Ensel