de bloem van hoop herbloeit
op mijn met liefde besprenkelde grond
en gij zijt haar lachende zon
waarmee het ontkiemen begon
uw naam heeft mijn oor nog niet gestreeld
en de mijne is nog voor u begraven
onder onbekendheid en toch wil ik draven
naar u, maar wordt door angst bespeeld
mijn woorden zijn als jonge soldaten
zo ijdel wanneer schot nog niet weerklinkt
eens de kille waarheid in hun ogen blinkt
heeft de ‘grote moed’ hun verlaten
dus hopeloos vaart mijn schip op zee
met de sterren achter de wolken
op golven die in woesternij kolken
en mijn radar is weer eens niet mee