De BERG beklimmen.
Voortgaan.
Eindeloos verder gaan.
Soms stil staan.
Met verbijstering.
Met verwondering.
De BOOM groeit,
langzaam.
De wind waait.
De bladeren ontluiken.
Pril.
Trillend in de wind.
De bladeren verkleuren.
Glanzend in de regen.
De bladeren laten los.
Het WATER stroomt.
Eindeloos.
Eindeloze voortgang.
De BERG beklimmen.
Hoger en hoger.
De wind waait.
De BRUG bouwen.
Onzichtbaar.
De Belofte.
De BERG beklimmen.
De BRUG Bouwen.
De BOOM groeit.
Het WATER stroomt.
Het WATER stroomt.
In overgave.
Helder en klaar.
Laat los.
Gaat verder.
De BERG beklimmen.
voortgaan.
Doorgaan.
Stap voor stap door gaan.
De BOOM groeit.
Langzaam.
Langzaam.
Het WATER stroomt.
Meegaan.
Eindeloos.
Eindeloos verder gaan,
meegaan.
De BERG opgaan.
Vele ontberingen doorstaan.
De Zon komt op.
stijgt.
Wolkeflarden drijven voorbij.
Lossen op in de Zon.
De Zon belicht.
De Zon verlicht.
De Zon geeft inzicht.
De Zon verwarmt.
De BOOM groeit.
bladeren dansen.
Eindeloos.
Dansend in het Licht.
Verwondering.
Lichte glimlach.
De BRUG bouwen.
Het WATER stroomt.
Meegaan.
Eindeloos.
Eindeloos verder gaan.
Eindeloos mee gaan.
De BERG.
De top.
Stilte.
Het WATER stroomt.
De BERG.
De top.
Stilte.
De BRUG bouwen.
Onzichtbaar.
De BOOM groeit.
Is tot volle wasdom gegroeid.
blakend in de Zon.
Omhoog reikend.
bladeren ritselen.
Trillend van verrukking.
Het WATER stroomt.
Eindeloos.
Helder.
Verhelderend.
Klaarheid.
De BRUG gebouwd.
Onzichtbaar.
De BOOM staat recht.
Oprecht.
Draagt vrucht.
Laat los.
Geeft over.
De BERG afdalen.
Het dal.
Het leven ondergaan.
Totaal omvatten, bevatten.
Indrinken.
Uitgieten.
Het WATER stroomt.
Eindeloos, eindeloos, eindeloos.
De BOOM, de BERG, de BRUG.
Het WATER stroomt.
De BELOFTE vervuld.