busreis
Ik zat,
in de bus.
Ik reed,
en ik zag:
Een toren met gouden kruis,
afgetekend tegen de lege lucht.
En ik dacht:
Al het geloof verloren.
Ik reed verder,
en zag:
De witte stopstreep op de grond,
waar ik overheen reed.
En ik dacht:
Weer een stap verder.
Ik reed nog verder,
en zag:
De witte en volle maan,
in een grauwe kleurloze lucht.
En ik dacht:
Laat de nacht wachten,
het is nog dag.
Toen lachte een klein jongetje,
in die bus.
Een heldere klaterrende lach.
Sneed door mijn hoofd,
en pinde al mijn gedachtes vast.