Hij sloeg.
Hij sloeg door.
De rug tegen de muur.
Een van wanhoop vertrokken gezicht,
ziende het gevolg van zijn zinnen,
die hij een moment verloor.
het geluk gebroken,
door wat hij heeft aangericht.
Ze ligt in een hoek.
Weggedoken.
Weggekropen.
Het haar verwart.
Binnenin zoveel smart.
Verlaten.
Alles ineens zo duister en zwart.
Vol tranen, haar gezicht
besmeurt.
Voor een moment verborgen
het innerlijk Licht.
Zo weerloos, zo klein.
Een versmelting van innerlijke en uiterlijke pijn.
Een jaar geleden kwam ze op zijn pad.
Een lichtende engel.
Waardoor hij al dat was vergat.
En alles aan haar gaf wat hij bezat.
Haar liefde vervulde hem met een intens geluk.
Een nieuw licht door haar wezen ontstoken.
Een stortvloed van leven door haar innerlijke Kracht opengebroken.
Werkelijkheid geworden wat eens was een droom.
Zich weerloos meevoerend in haar stroom.
In overgave, zonder enige schroom.
Ze zag hem.
Ze zag hem en ze wist.
Ze wist dat hij het was die ze had gemist.
Een nieuw onontgonnen Leven betreden.
Een achterlaten van het verleden.
Een omarming van het Eeuwige heden.
Dat ze in innige verbondenheid,
samen zouden kunnen opbloeien.
In een wederzijdse ontvankelijkheid,
naar nieuwe dimensies groeien.
Een samenzijn zo teder, zo warm.
Zo wezenlijk zo waar.
Een waar Liefdespaar.
Een samen stromen.
Verwerkelijking van de meest innige dromen.
Een samen tot nooit geziene waarheden komen.
Maar zoveel Liefde kon hij uiteindelijk niet meer dragen.
Vele emoties en twijfel begonnen hem te belagen.
De wonden werden zichtbaar, in het verleden geslagen.
En hij sloeg door.
En nu ligt ze daar.
Weggedoken.
Weggekropen.
Het liefst zijnd onzichtbaar.
Hij loopt, tranen druppelend van zijn gezicht naar haar.
Legt zijn hand vol tederheid op haar verwarde haar.
Ze voelt, door de pijn heen, deze liefde is waar.
Hij kijkt naar haar.
In elkaars blik smelten ze weer samen.
Ze denkt, voelt, Weet, uiteindelijk is hij zo kwetsbaar.
Het waren slechts de schaduwen van het verleden,
die even zijn zicht ontnamen.