ze stond voor de hardgevroren
zwarte arduinen steen
prevelde binnenmonds spijtgebeden
om vervlogen onschuldige jeugdjaren,
het ontbindend lijk zweeg
onder massa's harde aarde
en keek verwonderd om zoveel aandacht
vol medelijden toe uit andere sferen,
was het de kille novemberdag
of een vrieskoud briesje
dat tranen deed om de wijsheid
en geborgenheid van een gemist moederhart ?
onzichtbaar als een warme mantel,
het gevoel van een eeuwige vertrouwensband,
omringde haar schim
de trage tred naar de uitgang
van het kerkhof,
de kiezelsteentjes op het smalle pad
sisten een akelig geluid
onder haar moedeloze stappen
de bolaccasia's stonden kaalgesnoeid
klaar voor een lange winter,
het dodenhek piepte schril
in de roestige scharnieren
als door een geheime macht
open en toe als afscheid.