Aan de lieve demonen die mij bewonen.
Ik zie jullie wel en ik doorzie jullie tijdelijk schimmenspel.
Een vluchtige voorstelling van de waan,
dat even verstoord de Eeuwige stroom van mijn bestaan.
Jullie blijven het proberen,
zoekend naar kwetsbare plekken,
waartegen ik me niet kan verweren.
Keer op keer een nieuwe wereld laten verschijnen.
Maar weet, vroeg of laat zullen jullie verdwijnen.
Een zucht in de wind.
Een spel van een kind.
Eens is jullie spel uitgespeeld.
Trek die trukendoos maar open.
maar nooit, nooit zal ik mijn ziel verkopen.
En nooit voor de waarheid weglopen.
Uiteindelijk zijn jullie slechts hersenschimmen.
Een oplichten van een schijnlicht,
en vroeg of laat zal dit weer dimmen,
Omdat het ware Licht meer en meer oplicht.
Ja, alles grijpen jullie aan,
om me weer gevangen te zetten in een tijdelijke waan.
Maar weet dat ik meer en meer doorzie de grond van jullie bestaan.
Jullie zijn lucht.
Jullie zijn leeg.
Het gekrioel het gebeweeg.
Snakkend naar herkenning,
erkenning.
Uiteindelijk afhankelijk van mij.
Als ik jullie niet zie, bestaan jullie niet.
Dus jullie zijn ook nooit vrij.
Zoekend in mijn hart,
zoekend, om nog iets te vinden wat me verwart,
wat me aan jullie kan binden.
Wat me nog kan verleiden,
af kan leiden.
En weer spelen jullie een nieuw spel.
Een nieuwe illusie wordt getoond.
En ik word vertrapt,
of misschien wel beloond
Zolang ik gespleten ben.
Zolang ik mezelf niet werkelijk ken
Kunnen jullie me bedwelmen, verwarren,
geven jullie me geen rust,
laten jullie me achter nieuwe schimmen aanrennen,
totdat ik zal zijn, werkelijk Bewust.