Zo onverklaarbaar dwaas is een verliefde vrouw
Dat ze brieven leest die lang reeds zijn vergeeld
Zodat de wond weer bloedt, die duurzaam scheen geheeld,
zodat ze weer gelooft in eeuwige liefde en trouw
En zo verblind is zij dat ze de letters kust,
die zijn geschreven door die liefste hand
Zo wint haar hand het altijd van haar verstand
En zo verstoort ze zelf haar zwaar bevochten rust
En toch, die brieven koel verscheuren kan ze niet
Ze heeft haar schepen achter zich verbrand
Maar hun verkoolde resten liggen op het strand
En niemand sleept ze weg uit dit verbeurd gebied