Zwarte tunnel: Ongelukkig
Het noorden kwijt
en naar het zuiden
slenterde ik ongelukkig,
wegen zonder wegwijzers
verloren in het bos
waar vogeltjes in bomen
niet bij mensen durven komen.
Witte wegen.
Groene regen.
Godverlaten
in het mos.
Zwarte tunnels
hadden greep op mij.
Ze maakten mij
een per total.
Van naderbij bekeken
kon dat me zelfs niets schelen
want zo waren er zovelen,
dacht ik tot ik
in de val
van oliedomheid was gelopen
en alleen nog maar kon hopen
op een helpende vinger
of misschien een hele hand.
Balancerend op de rand
was ik een schim van de schim
die ik anders, doorgaans ben,
de zwakkeling,
die zonder stem.
Voel nu dat ik tekortschoot,
wilde dood.
Vernedering
voor zoveel plots ontblote fouten.
Zoveel plots gifgroene kots.
Nooit was ik de witte rots
die ik dacht, meende te zijn.
Iets minder fijn
als je dan plotseling beseft
dat wat je rest
(een omhulsel zonder ziel)
achterblijft in de mest,
een redelijke randdebiel
die in de spiegel naar je zwaait
zich nooit van je afzijdig houdt
en waar je al bij al bij al
toch nog een beetje trots op bent.
Dat was ik zelf , die vent.