Ik heb nog nooit zo verlangd
Naar je warme hand
Die me wegvoert van hier
Ik, die samen met jou wegloop
Ver van deze “thuis”
Ver van deze plaats zonder hoop
Waar denken in de kiem wordt gesmoord
Waar mensen denken dat het hoort
Om normaal te zijn
O nee, ik ben geen mens dat wetten wil breken
Of de relatieve grens van het normale oversteken
Maar ik wil gewoon leven
Zachtjes de huilende wind door mijn haren voelen zweven
Ach, kon ik maar zijn wat ik wil
Kon ik hier maar weg
Het is hier zo leeg, zo stil...
Ik hoor alleen mijn familie praten
Achter mijn rug
Over de dingen die ze aan me haten
Stilaan wordt mijn hart dit beu en bloed ik dood
Geen mens, naast de mijne, die het ziet
Hoe kan dat nu?
Naast dit bloedrode tapijt op de koele grond kijk je toch niet?
Het is hier zo stil
Zo koud, zo kil
Op mijn tapijtje wacht ik
Naast mijn warme bed van ooit
Met in mijn hand een rode roos
Waarvan ik net de blaadjes heb uitgestrooid
En als een verlamd lijk staar ik naar boven
De muur met een paar sterren bekleed
Door mijn hersendode hoofd
Spookt het enige wat ik nog besef en weet:
Hoe fijn het nu zou zijn
Om weer op die brommer te zitten, het gevoel hebben te leven
En zachtjes de huilende wind door mijn haren te voelen zweven