Ik wandel op het pad dat leidt
Naar mijn eigen herinneringen
De tuin van heb-ik-ooit-gedaan
En mijn terras wilde-ik-doen
Het gras toont mij de rozen
Die zachtjes wiegden in de wind
Maar nu door scheiden van man en vrouw
Doormidden zijn geknakt
De anemonen tonen mij
Mijn vredig thuis in Geel
Waar eerst 5, toen 4
En tot mijn spijt weer 5 woonden
De stam van de wilgenboom toont
Mijn innerlijke rust en vrede
Maar door storm bijna ontworteld
Zwak en wankelend
Mijn prachtige tuin nu overwoekerd
Door ongewenst en ongewild kruid
Maar ik moet aanvaarden en ervoor zorgen
Al ben ik geen tuinier