EERST VOND IK JOU DE LIEFSTE SCHAT,
TOTDAT IK BEGREEP,
DAT JIJ DE KAT IN HET DONKER KNEEP,
EN NAAST MIJ NOG EEN ANDER VRIENDJE HAD.
NU IK DAT DAN OOK EINDELIJK WEET,
WIL JIJ DAT IK DAT GEWOON VERGEET.
MAAR DAT GAAT ZOMAAR EVEN NIET,
DAT VEROORZAAKT TOCH VERDRIET.
NU ZEG JE HET IS GEEN LIEFDE,
MET HEM IS HET ALLEEN MAAR SPEL.
EN JE VRAAGT GLASHARD AAN MIJ,
DAT BEGRIJP JIJ TOCH OOK WEL.
KOM OP KNUL IK BETUIG TOCH SPIJT,
DUS ÉÉN VRIENDJE MOET JE ME GUNNEN.
EN IK BLIJF JOUW LIEVE WILDE MEID.
DAT MOET IN EEN GOED HUWELIJK KUNNEN.
MAAR IK ZAL JOU METEEN MAAR ZEGGEN,
GA JIJ VANAF NU MAAR GEWOON JE GANG.
JE HOEFT MIJ NIETS MEER UIT TE LEGGEN,
DIT HUWELIJK DUURT MIJ VEEL TE LANG.
IK GA BIJ JE WEG EN VOOR ALTIJD,
EN ZOEK MIJ EEN MAKKE EN BETROUWBARE MEID.