Hij liep voorbij iedere ochtend weer,
Om twaalf uur dicht bij het meer.
Ik zag hem met mijn eigen ogen,
had ik maar eventjes naar buiten gemogen.
Ik werd heleaas smoorverliefd,
Al was hij niet zo geliefd.
Op een ochtend kwam hij niet meer,
Ik voelde het, het was de laatste keer.
Hij was verhuisd,
Hij was er voorgoed vanonder gemuisd.
Ik kon er maar niet overheen,
Ik riep heel de tijd in mezelf: "NEEN"!