Tussen ontelbare gedachtes.
Tussen zeeen van ongemak.
Tussen het kletteren van een waterval.
Tussen al die gedachtes op mijn dak.
Loop ik langzaam berg afwaarts.
Dieper dieper zeeinwaarts.
Ben bezig met alles op en rijtje te zetten.
Ben bezig om op andere mensen te letten.
Toch blijf ik lopen ondanks mijn wil.
Langzaam maar zeker, dieper en dieper.
Tot ik bijna niet meer verder kan.
Er ontstaat geen gil, alleen maar ademsnood.
Ik ben bezig met een verdrinkingsnood.
Al die dingen al die gedachtes.
Allemaal los in mijn hoofd.
Het is niet te harden.
Niet te bevatten.
Het is een vuur,
wat alleen door de zee kan worden gedoofd.