Engelenkind
lief kind
zo vlug ben je moeten opgroeien
zo vlug ben je hier pijn gedaan
toen je weende
weende de hemel met je
toen je eenzaam was
wiegden de engelen je
toen je bang was
spreidden ze hun velugels over je uit.
Hoe gaarne hadden ze
dat door je tranen heen
je hen zag
hoe gaarne wilden ze ook ingrijpen
maar
even
lag het niet binnen de macht.
als je slaapt
droom
dan
dat je dat eenzame kind bent
dat rent naar de poort van het licht
en
daar waar onze werelden elkaar raken
staan we op wacht
om met je te spelen
zullen zachte armen je troosten
je wiegen , en warmen
je tranen worden gedroogd door vleugelen
even ben je dan
ons kind
lief kind
ga buiten
en voel de wind
die je zachtjes streelt
dat zijn wij die jou aanraken
hoor het ruizen van de bladeren
het zijn wij
die voor je
een liedje zingen.
o hoe onmachtig zijn wij
als onze werelden zich scheidden
onze aanrakingen niet worden herkend
hoe slaat onze vreugde om
in verdriet
als ons kindje lijdt
en wij alleen kunnen toezien
nu als vrouw
sta je nooit alleen
je kent onze stem
je kent ons gevoel
met jou wandelen we
en zijn nooit meer alleen;
de engelen
Dit gedicht mocht ik van een vriendin overal plaatsen waar iemand er iets aan kan hebben,als troost.