Koffie loopt door en pruttelt doorheen de stilte,
haar stilte. Ze zwijgt, liever dat dan
een ander verwonden aan
haar prikkeldraad, haar kluwen.
Zichzelf pijnigen om te voorkomen
dat haar gemoed in rust
verstoort.
Haar gemoed daar draait het om
dom van me, ongezien en voorspelbaar.
Met nu enkel wrang, enkel bitter
rouwen is niets voor nu,
enkel haat, enkel woede enkel en alleen
om haar leugen
haar gedrag dat mij
toen gevangen hield.
Niets voor nu.
Ik ben ontsnapt.
Weg van haar
weg van eisen, weg van moeten.
Vrij, net als de koffie
gemorst op de tafel,
vrij vloeien
warmte geven,
vrij in een spons
verdeeld met liefde
nieuwe liefde.
Weg van haar
...
^__^