Het kan me ineens bekruipen,
angst geven met stuipen,
verstikken en beklemmen
en ogenblikkelijk remmen:
het besef dat ik geheel alleen ben
dat er niemand is die ik ken,
dat alles in mijn bestaan
niet waar is maar een waan.
De bodem die ik heb betreden
valt eindeloos naar beneden,
het doel dat mij hield ter been
wordt verdelgd en spat uiteen.
De kennis die mij altijd troost bood
helpt me nu niet meer uit de nood.
Het streven naar het willen weten
wordt opgeheven en uiteengereten.
Ik voel me verlaten en verloren,
niets kan me nog bekoren.
Er is geen kompas dat mij richt
en ik verlies nu mijn gezicht.
Wat te doen? Wat te laten?
O wat kan ik mezelf nu haten!
Waarom weet ik niet wie te zijn
en draal ik, talm ik, zonder lijn?
Mijn anker is helemaal losgeslagen,
op een wilde zee moet ik me wagen.
Ik weet, al het leven is ongewis,
maar ik denk dat ik je te zeer mis.