Ik regeer als een vorst over al het nachtelijk gespuis,
over vele konijnen en talloze soorten muis
die wroeten en woelen tussen gras
en angstig schuilen in struikgewas.
Dit alles is echter vergeefs en overbodig,
al dat geritsel en gerutsel is onnodig.
Schrikwekwiekend zwaai ik met mijn vlerken
en verricht ik mijn koene roofdierwerken.
Als ik daal als een schicht van de donder
en vluchtduik als een technisch wonder
ben ik zonder genade voor mijn onderdanen
en zijn alle vluchten doodlopende lanen.
Ik spies hun warme vacht aan mijn klauwen,
stil hun angstig piepen met trots vertrouwen.
Ik rijt het hete bloedend vel los met mijn snavel
en vreet het nog dampende vlees op mijn kavel.
Al wat binnen lag komt door mij naar buiten;
zo weet ik 't wilde tieren van haas en muis te stuiten.