In schril contrast zwalkt hij door de straten,
'n fles half uit de zak van z'n jas vol gaten
Lachend naar zichzelf in een etalage ruit,
betraande ogen,schreeuwen doet hij luid
'Kijk toch hoe ik val,in levenstrieste sleur'
antwoord komt altijd,de dichtslaande deur
O de mensen kennen 'm wel,die dronken gek
altijd zuipend schreeuwen en bevlekt met drek
Ze horen 'm elke dag,luisteren echter nooit
wat deze verlorene voor hun voeten gooit
Liever gezellig samen,warm voor de buis
dan denken aan 'n gek met karton als huis