Ik keek naar buiten en ik zag, vanuit mijn uitkijktoren
Een mooie witte was aan een ouderwetse lijn.
Het riep herinneringen op aan haar, die mij eens baarde.
die op maandag morgen om vier uur het goed te wassen stond.
Zij moest het zijn, die vroeg al in de morgen de eerste was
die het helderwitte goed liet pronken aan de lijn.
Zij, die van mooie dingen hield kreeg kinderen, jaar na jaar,
Moest wachten tot ze ouder was om haar lakens uit te stallen.
Terwijl mijn vader werkte en veel filosofeerde,
Met zijn ogen ons beval en soms ook met zijn hand.
Was het mijn moeder die met haar rappe tong en vlugge brein,
ons koesterde en die ons heel goed voedde.
Haar motto was,”het werk blijft in de wereld en wij gaan.”
Terwijl ze harder werkte dan de meeste mensen,
kon ze in volle rust, met een breiwerk in haar hand,
naar haar vriendinnen gaan om lekker bij te kletsen
Haar was verteld dat ze nederig moest zijn en heel gedwee
Ze was de eerste geëmancipeerde vrouw die ik ooit zag.
---------------------------------------------------------------------
I looked down from my window high and dry.
Saw an old-fashioned clothing line with swaying towels
It reminded me of her who brought me into this world
She, who scrubbed clothes before the morning light,
to have here sheets hung up by breaking of the dawn
She, who loved nice things, bore many children.
She had to wait for years before she could display
the embroidered pillow-slips she so admired.
My father worked and read and loved philosophizing
With eyes and hands he reigned over his brood
While my mother with quick tongue and brain.
Gave us protection, warmth, and ample food
Her slogan was,” Work stays forever but we go”
She worked much harder then most people.
Relaxed, she took her knitting, and off she ‘d go
Visiting her friends, exchange whatever and however
Given the time of women’s humility and service
She was the first emancipated woman I ever met.