het zijn
de boeien
die zich
elke mist
krampachtig
om mijn polsen klemmen,
het schittervuur
in de keien schuren
ik houd mijn stem
in bedwang
en zelfs de wildste, zilte tranen
die de golven wegscheppen
en zelfs de wanhoopsdaad van mannen
die mijn klanken onderscheppen
om niet te hangen aan mijn boeien
mijn levenloze lichaam
tegen rotsen
klotsend